Het complexe leven van genie Bobby Fisher, waarin hij zich ontwikkelt van wonderkind tot wereldkampioen Schaken, van beroemde Amerikaan tot kluizenaar en zich tenslotte verbannen weet uit eigen land. Bobby Fisher verslaat in 1972 in Reijkjavik tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog de Russische schaker Boris Spassky. 10 miljoen mnesne zien hoe Fisher wereldkampioen schaken wordt en daarmee, tegen wil en dank, een beroemd man. In 1975 weigert Fisher zijn wereldtitel te verdedigen tegen Karpov, omdat hij bang is voor de vernedering van een mogelijk verlies. Hij geeft het wedstrijdschaken op en trekt zich terug uit het openbare leven. Twintig jaar later keert Fisher terug naar het professionele schaken en speelt hij in Sveti Stefan een nieuwe wedstrijd tegen Spassky. Hij negeert de internationale sancties tegen Joegoslavië en kan niet meer naar de Verenigde Staten terug keren zonder een gevangenisstraf van tien jaar te riskeren. Fisher raakt steeds meer geïsoleerd, maakt rampzalige keuzes en vertoont steeds meer bizar gedrag. De grens tussen genialiteit en waanzin vervaagt steeds meer. Hij is niet in staat om te vertrouwen, toe te geven of te buigen. Aan de hand van nieuwsfragmenten van 1950 tot 2000, foto's, brieven en interviews met vrienden, fans en collega's waaronder Kasparov, Susan Polga, Larry Evans, Dr Anthony Saidy, Dick Cavett en vele anderen, creëert filmmaakster Liz Garbus een beeld van een briljante maar ook ongrijpbare man, wiens leven uiteindelijk in duigen viel door zijn obsessies en mentale onevenwichtigheid.
Bron: VPRO