Slimmer dan je ouders
Lucie Kessens groeit op in een gezin met zwakbegaafde ouders, broers en zussen en ontdekt al snel dat ze anders is. Als ze net negen jaar is, realiseert ze zich dat ze slimmer is dan haar ouders. Bij een bushalte kijkt Lucie naar de dienstregeling en ziet al vlot hoe het in elkaar steekt: “Mijn vader begreep geen snars van de bustijden, hij keek me aan of ik zojuist had uitgevonden hoe je naar de maan kon vliegen. Ik schrok van zijn blik, want in een flits zag ik dat ik slimmer was , honderden keren slimmer, maar ook dat ik niets aan ze had. Ik zou het alleen moeten zien te redden”. Het gezin woont in de zogenaamde Woonschool, een experiment uit de jaren ’60, waar alle ‘asocialen’ in één wijk bij elkaar worden geplaatst en door maatschappelijk werkers worden heropgevoed. Het leven is er hard, Lucie wordt gepest en in elkaar geslagen. Ook thuis is er weinig liefde. Lucie’s moeder kon haar opvoedingstaak niet aan en stuurde de kinderen vaak de straat op. Lucie gaat haar eigen weg. Op een dag ontmoet ze de zoon van een hoogleraar en hij moedigt haar aan verder te leren. Het moeilijkste blijft het terugvinden van haar gevoel van eigenwaarde. Voorheen gebruikte Lucie een pseudoniem als ze vertelde over haar jeugd, in De Wandeling heeft zij voor het eerst de moed haar verhaal te vertellen onder haar eigen naam.
Bron: KRO-NCRV