De oorlog niet voorbij
Op of rond Dolle Dinsdag 1944 vluchtten er naar schatting 65.000 mensen vanuit Nederland naar Duitsland. Het bericht dat de oorlog voorbij was dreef de moeders met kinderen naar het oosten. De mannen die bleven in Nederland; zij waren lid van de NSB en wilden dat hun vrouwen en kinderen voor de veiligheid naar Duitsland zouden vertrekken. Voor de moeders met kinderen begon een onzekere tijd. Ze werden in Duitsland onder andere ondergebracht in scholen en kampen. De situatie was verre van rooskleurig: de omstandigheden waren vaak niet al te best, ze hadden weinig spullen mee kunnen nemen en de onzekerheid was groot. Voor de jongens van veertien jaar en ouder die vaak actief waren geweest in de NSB-jeugdbeweging, de Jeugdstorm, bleken er plannen te zijn. Zij werden losgeweekt van hun moeder en moesten in Duitsland worden ingezet. Na de oorlog werden deze jongens in Nederland geïnterneerd. De keuze van hun ouder(s) voor de NSB heeft het leven van deze mannen voor altijd getekend. - Ed Boudesteijn was twaalf jaar toen de oorlog uitbrak. Zijn vader was lid van de NSB. De jonge Ed Boudesteijn was zelf korte tijd lid van de Jeugdstorm geweest maar kreeg ruzie en ging op voetbal. Hij vertrok op Dolle Dinsdag samen met zijn moeder, twee broertjes en een zusje met de trein naar Duitsland. Ze werden in een school ondergebracht. Na ongeveer tien dagen werden alle jongens boven de veertien jaar opgeroepen en geselecteerd op leeftijd. ?Ik zie nog mijn moeder met mijn jongste broertje en zus staan op het kleine perronnetje van Wietze Steinförde.? De jongens van veertien tot zeventien jaar kwamen na omzwervingen in een Wehrsportkamp terecht. ?Wij waren opgenomen in het Duitse Rijk en moesten onze dankbaarheid tonen en ons gaan inzetten.? - Arjen de Groot was elf jaar toen de oorlog uitbrak. Zijn vader was lid van de NSB, zijn moeder actief bij de vrouwenorganisatie. Zijn broer werd oorlogsvrijwilliger bij de Waffen-SS, zijn zus was verpleegster in Duitsland voor het Rode Kruis. Op Dolle Dinsdag vertrokken ze omdat het gevaarlijk was. Arjen de Groot was lid van de Jeugdstorm en reisde per trein naar het Duitse Wittingen waar ze werden ondergebracht in de grote gymnastiekzaal van een school. Een aantal jongens zou worden uitgezonden naar een boerderij waar onder andere geoogst moest worden. Soldaat worden, leek hem niets. Maar al ras werd duidelijk dat de jongens nodig waren voor het leger. Eerst kregen ze een sportopleiding. ?Er werd aan sport gedaan, er moest gebokst worden. Dat was al helemaal niks voor mij. Wachtlopen deden we ook. Ook werd in de nacht gestationeerd op een helling, dan moesten we geluiden of lichtsignalen. Dat vond ik allemaal niet bij sport horen.? - Dick Woudenberg was elf jaar toen de oorlog uitbrak. Zijn vader was al voor de oorlog lid van de Tweede Kamer voor de NSB. Na de lagere school ging hij naar de Reichschule in Valkenburg. Zijn medeleerlingen en hij zouden worden opgeleid tot de nieuwe leiders van het Derde Rijk. Toen de geallieerden Limburg bevrijdden, verhuisde de school naar Binsberg, een klein plaatsje in de buurt van Keulen. Woudenberg hield er rekening mee dat hij naar het leger zou gaan. Het lag in de lijn der verwachtingen en verwachte verplichtingen. ?Toen wij aan het eind van de oorlog, op 26 april, nog soldaat moesten worden, lag dat in de lijn der verwachtingen. Wij dachten, zonder dat het uitgesproken werd, dat de kans dat we zouden sneuvelen heel groot was.? Bij terugkeer in Nederland werden deze jongens net als hun NSB-ouder(s) geïnterneerd en later in tehuizen geplaatst waar ze werden heropgevoed en voorbereid op terugkeer in de maatschappij. Vaak duurde het een paar jaar voor de gezinnen weer compleet waren. Daarna werd er meestal gezwegen. In de gezinnen maar ook daarbuiten. Kinderen van NSB-ouders zwegen lang en zwijgen voor een groot deel nog steeds. Deze drie mannen vertellen in de onvoorstelbare belevenissen in het laatste jaar van de oorlog. Samenstelling en regie: Paul Ruigrok Research en tekst: Yfke Nijland
Bron: NTR